Een mens op zijn einde. Een mens op apegapen. Een mens met moeite nog ademzoekend. De mond als een hongerige spreeuw in het kussennest. Een mens zo hulpeloos. Het ontlokt steeds weer de verzuchting, de zieleklacht : “Dit had hij zo niet gewild…..”
Het is pijntaal vanuit de ziel. “Het is maar goed dat hij zichzelf niet zo ziet liggen ademen,” voegde een dochter, bij het sterfbed van haar vader toe. “ Er is wel meer dat je niet wilt……”, zei ik, die dit al zo vaak had gehoord. Het zijn rituele woorden bij de overgang van leven naar dood. Ik ging natuurlijk niet een litanie opzeggen van zaken die je niet wilt. Je wilt ook niet beroofd worden. Ik had ook kunnen zeggen: hoe is het om je vader zo te zien, maar niet altijd kan dat. In de ochtend sprak ik met een oudere dame die meerdere keren op straat is beroofd. Je wilt het niet maar het gebeurt.
Tegen de dochter zei ik: “Het belangrijkste is nu dat hij nu geen pijn heeft….maar voor jou en de familie is het niet gemakkelijk om dit aan te zien.” “Dat is ook zo …” zei ze. “Pijn heeft hij niet.” “Je hoopt dat het niet lang hoeft te duren…..” “Sterven kost tijd…”, zei ik. “Hij is een sterke…..”, zei ze.
Zijn kinderen waren samen bij hem. Twee dagen ervoor had ik met hem en hen gebeden, zijn hoofd en zijn handen gezalfd en hem gezegend. Er was een traan in zijn ogen te zien. Hij wilde sterven om zijn meeste geliefde weer te zien. Hij was naar een Japans gedicht de nabestaande die het eerst was overleden. Op het einde lijden zij die achterblijven soms het meest. Onmachtslijden. Extreme onmacht. Samen bij de onmacht blijven is geen gemakkelijke levenskunst.
Ik lees veel over competentie maar weinig over de competentie om met machteloosheid in het levenseinde om te gaan. Het oplossingsgerichte zit menigeen in de weg. Dat ook palliatieve sedatie in de sfeer van de oplossingen is terecht gekomen, roept nieuwe vragen op.