Recent was het Broer-en-zussendag. En dat is een dag waarop ik dankzij de vele posts online van mensen die hun broers of zussen ten tonele voeren, meer bewust ben van het gemis van mijn broertje dan op zijn verjaardag of sterfdag.
Door alle blije berichten van anderen (en echt, ik ben blij voor ze hoor, ik heb geen last van een nare niet-gunnende jaloezie, alleen van een niet-nare jaloezie waarbij ik de ander die relatie niet misgun) is zijn niet-aanwezigheid in mijn leven opvallender dan op die cliché-dagen. Op die cliché-dagen lees ik namelijk niets online, het is geen nationale dag voor iedereen. Dan is het mijn verlies, klein (niet voor mij maar wel voor de wereld) en prive.
Op die Broer-en-zussendag poste ik op Facebook een foto van mijn broertje en mij (dood of niet, ik had een broertje, dus ik mag meedoen aan die dag, vind ik). Een foto uit een ver verleden, ergens eind jaren zeventig. En toen vroeg Facebook mij, dat doet Facebook nu eenmaal, wie die personen op de foto zijn. Tag de personen op de foto. Een vierkant verscheen dus ook om zijn hoofd. Maar ik kon dat niet doen. Want hij ging dood in 1991, lang voor Facebook bestond. Lang voor we wisten wat taggen was. En dat was naast de confrontatie die de dag an sich al creëerde, een tweede pijnlijke stomp van de realiteit: ik heb iemand gekend en liefgehad die ik niet kan taggen. Nooit meer ook. Er zal nooit een profiel van mijn broertje bestaan. Hij is onvindbaar online, er zijn geen foto’s te vinden via Google, er is geen LinkedInprofiel, geen Twitteraccount. Hij bestaat niet meer, zelfs niet virtueel.
Ineens realiseerde ik me dat ik dit als een extra gemis ervaar. Terwijl ik echt niet weet of het beter of fijner zou zijn als hij wel een online bestaan had gehad dat ik voortdurend zou kunnen opzoeken. Misschien is dat net zo pijnlijk. Ik heb geen idee. Ik kan alleen maar voelen vanuit mijn eigen reële werkelijkheid. En daar mis ik een echt broertje en een online broertje. Hij is dubbeldood. En dat doet dan heel even, dubbel pijn.