Ik zit in een café. Het is maandagavond, 8 december 2014. Ik ben niet alleen. Vanavond is het ‘Death Café’. Een bijeenkomst van een groep mensen die in een ontspannen en ongedwongen sfeer over dat onderwerp willen praten waarover meestal niet gesproken wordt: de dood. We zijn met twaalf mensen. Deels onbekend voor elkaar, tot aan deze avond.
Het café is luidruchtig. Verrassend hoe druk een maandagavond kan zijn. Veel jonge mensen. Er wordt gepraat, gelachen, gedronken en gegeten. Aan de bar staan meerdere taps met verschillende soorten biertjes. Het personeel kijkt af en toe naar ons groepje. Wij zijn van het Death Café. Wij zijn een beetje raar. Wij praten over de dood. En dat vlak voor kerst. Er wordt ons verzocht niet bij de bar te gaan bestellen. ‘Dan wordt het zo’n heen en weer geloop’. Ze komen wel bij ons.
We trappen af. Mevrouw A begint haar verhaal. Haar ervaring met de dood. Ze vertelt een persoonlijk en bijzonder verhaal. Over hoe ze bijna dood is gegaan. Over hoe dit haar leven veranderde. Hoe, toen dat gebeurde, verleden, heden en toekomst samen vielen. ‘Er is geen onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Er is alleen het nu’.
De volgende begint te vertellen. Over een partner van een collega die overleed. Over hoe dit haar raakte. Ik luister. We luisteren allemaal. Midden in dat café, midden in al die geluiden, midden in al dat leven.
Ineens staat er een man bij onze groep. Of ik even wil komen. Ik begrijp het even niet. Hij is niet van het personeel, heeft geen bedrijfskleding aan. Ik twijfel kort, wijs naar mezelf. Ik? Moet ik komen? Hij knikt ja. Het gesprek gaat verder terwijl ik om de groep heen loop, richting die man.
‘Herken je me’, vraagt hij? Voor ik, nog steeds een beetje verbaasd (wie is dit en wat wil hij?), kan antwoorden, praat hij verder. Hij lijkt niet te kunnen wachten. Hij lijkt ongeduldig, hij móet iets zeggen. ‘Ik ben O. Ik was de beste vriend van Donny’. Ik kijk, ik leg mijn hand op zijn schouder, ik huil. Zomaar, ik kan niet anders. Al mijn gebruikelijke talent om emoties weg te stoppen, het is er even niet. Ik huil. De groep achter mij praat verder. De mensen in het café hoor ik lachen. Ik hoor de muziek. En ik sta daar, mijn hand op de schouder van die man. De beste vriend van Donny. 23 jaren niet gezien. 23 lange jaren. 23 korte jaren. Ze zijn weg, in die paar uitgesproken woorden verdwijnen 23 jaren. Alsof daar, midden in dat café, de tijd weg viel. Verleden werd nu, toekomst werd nu, nu werd nu. En nu werd toen. Ik ben terug in toen, terwijl toen nu hier is. Toen staat voor mij.
‘Ik heb foto’s voor je, van Donny. Ik zag je in de krant staan. In het Hengelo’s weekblad. Over vanavond, over het Death Café. ik wist dat jij het was, de zus van Donny. Ik dacht dat je deze foto’s wel wilde hebben’. Hij laat twee foto’s zien. Hij vertelt. Over Donny. Hoe uniek hij was. Hoe hecht hun vriendschap was. Dat hij nooit meer zo’n vriend gehad heeft daarna. Hoe hij bij het ziekenhuis buiten stond, nadat hij via via hoorde dat Donny een ongeluk had gehad. Hoe hij de auto van mijn ouders op de parkeerplaats zag staan. Hoe hij daardoor wist dat het waar was. Ik kijk naar de foto. Daar staan ze, samen op het strand. Een meisje ernaast. ‘Ik weet niet meer wie dat was’. Hij zegt het en lacht erbij. ‘We kenden best veel meisjes, toen’. Toen. Toen is nu. Ik weet nog zoveel, heb nog zoveel herinneringen. Ik kan je erover vertellen. Hij zegt het. Ik wil het horen. Hij geeft zijn mailadres. Ik geef hem een hand. Ik zou hem willen omarmen. Dat doe ik niet, dat durf ik niet. In gedachten wel. Ik omarm hem. Hij bracht Donny van toen naar nu. Dit wilde ik doen, zegt hij. Hij gaat weer.
Ik ga weer zitten. Waar zijn we? Wiens beurt is het om te vertellen? Het is mijn beurt. Ik kijk naar de foto’s voor me, op tafel. Mijn ervaring met de dood. Toen. Nu. Ik kijk naar mevrouw A. Ik hoor het haar weer zeggen. ‘Er is geen onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Er is alleen het nu’. Ze heeft gelijk.