Er zijn twee veelvoorkomende medische beslissingen die invloed op het moment van sterven hebben: het opvoeren van de medicatie (met eerder overlijden tot gevolg) en het staken of niet beginnen van een behandeling.
Anders dan de beslissingen over euthanasie of palliatieve sedatie, is daar nauwelijks (maatschappelijk) debat over. Het zijn behandelingen die volledig geaccepteerd zijn, al zullen ze in individuele situaties wel tot discussie kunnen leiden (bij voorbeeld tussen patiënten en naasten enerzijds, en artsen anderzijds).
Opvoeren van de medicatie
De meest voorkomende medische beslissing aan het sterfbed, die van invloed is op het moment van sterven, is het opvoeren van de medicatie om pijn of andere klachten draaglijk te maken. De arts en zijn patiënt accepteren hierbij het mogelijke gevolg dat de patiënt eerder sterft. Van oudsher staat deze (toegestane) wijze van handelen onder artsen bekend als de leer van het dubbele effect.
De levensbekorting is volgens schattingen van de artsen in de meeste gevallen beperkt: meestal hooguit een dag en zelden meer dan een week. Patiënten bij wie deze medische beslissing noodzakelijk is, bevinden zich in het allerlaatste stadium van hun ziekteproces. Uit onderzoek is bekend dat patiënten vaak aan artsen vragen de pijnbestrijding op te voeren. Een arts zal in een daaropvolgend gesprek zeggen dat dit een vervroegde dood tot gevolg kan hebben. Een arts kan dit – met de patiënt – zien als goede zorg ofwel als goed sterven.
Als artsen medicatie voor pijn- of symptoombestrijding toedienen, gaat het vaak om morfine. Er bestaan veel misverstanden over morfine. Zo zou het per definitie een levensbekortend effect hebben. Dit is lange tijd gedacht, maar inmiddels achterhaald (tenzij de dosering heel snel wordt verhoogd, maar ook dit is niet geheel zeker). Als de dood eerder komt, is dat het gevolg van de bijwerkingen van de overdosering.
Staken of niet beginnen van een behandeling
De tweede grote groep medische beslissingen valt in feite uiteen in twee soorten: het staken en het niet beginnen van een behandeling, met een bespoediging van het overlijden als mogelijk gevolg. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om behandelingen waarbij vocht, voeding en/of antibiotica kunnen worden toegediend. Ook beslissingen over een eventuele opname op een intensive care-afdeling of het starten met kunstmatige beademing vallen hieronder. Deze situaties zijn vaak alleen aan de orde als het sterven sowieso al behoorlijk dichtbij is.
Voor deze ingrepen wordt niet (meer) gekozen omdat de patiënt het niet wil of omdat het medisch zinloos is: het risico van bijwerkingen is te groot of het resultaat van de behandeling te gering.