Hoe sterven Nederlanders? Aan welke ziektes overlijden zij, op welke leeftijd is dat doorgaans en waar vindt dat sterven vooral plaats?
Ook al worden Nederlanders gemiddeld steeds ouder, uiteindelijk gaan ze dood: zo rond de dag dat ze de 80e tot 84e verjaardag vieren. Mannen sterven gemiddeld bekeken net iets eerder dan vrouwen. De gemiddelde levensverwachting voor de mannen is 79,9 jaar, voor de vrouwen 83,1 jaar. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen daalt overigens al geruime tijd; waar dat nu 3,2 jaar is, was dat in 1970 bijna 6 jaar. Het opleidingsniveau veroorzaakt overigens een groter verschil in de levensverwachting dan het geslacht. Hoogopgeleide mannen leven tegenwoordig 6,5 jaar langer dan laagopgeleide mannen, en hoogopgeleide vrouwen leven 5,4 jaar langer dan laagopgeleide vrouwen.
Door de groei van de Nederlandse bevolking en de vergrijzing is het aantal sterfgevallen per jaar tussen 1950 en 2019 bijna verdubbeld: van 75.929 naar ruim 150.000. Die stijging zet de komende decennia nog wel even door (zie de grafiek hieronder). Door de vergrijzing van de babyboomers (1945-1955) en van de mensen uit de ‘kleine’ geboortegolf van 1965-1970, zal het aantal sterfgevallen de komende tientallen jaren stijgen tot ruim 206.000 in 2054. Pas vanaf dan daalt het jaarlijkse aantal stervenden in Nederland.
De meeste mensen sterven een niet-acute dood. Met andere woorden: we zien het overlijden aankomen. Zo’n 40% sterft een acute dood (zoals een hartstilstand of verkeersongeluk). We sterven daarnaast vooral aan de gevolgen van dementie en kanker. Er zijn verschillen in doodsoorzaken tussen mannen en vrouwen. Bij mannen is de top drie (cijfers uit 2016): 1. Longkanker (6.291), 2. Coronaire hartziekten (5.061) en 3. Dementie (4.804). Bij vrouwen is de top drie: 1. Dementie (10.051), 2. Beroerte (5.585) en 3. Hartfalen (4.527).
Als het gaat om de niet-plotselinge overlijdens, sterven Nederlanders hoofdzakelijk in hun eigen huis. Daarnaast komt sterven in het ziekenhuis veel voor. De laatste jaren is het sterven in een hospice steeds meer in opkomst, al blijft het in absolute aantallen nog beperkt. In percentages uitgedrukt (het gaat hier over de niet-plotselinge overlijdens):
Thuis –> 36%
Verpleeghuis –> 26%
Ziekenhuis –> 22%
Verzorgingshuis –> 9%
Hospice –> 7%
Een sterfbed gaat veelal gepaard met enige (fysieke) narigheid. In onderstaande tabel staan de symptomen die bij mensen met kanker voorkomen (in de linkerkolom tijdens de ziekte en in de rechterkolom in de laatste één à twee weken). Deze kunnen tot op zekere hoogte allemaal worden verlicht, door de inzet van diverse interventies (van medicatie tot gespreksvoering).
Omdat we ons sterven veelal zien aankomen, is er ruimte een beslissing erover te nemen. Dit gebeurt vooral in de context van een ziektebehandeling. Al die beslissingen vallen onder de noemer ‘beslissingen rondom het levenseinde’. Bij iets meer dan de helft van de sterfgevallen wordt zo’n beslissing genomen. Er kunnen grofweg vijf beslissingen worden onderscheiden:
Intensivering pijnbestrijding
Pijn is één van de meest voorkomende klachten op een sterfbed, net als de angst voor pijn. Om de lichamelijke pijn te verlichten kan het nodig zijn dat de zieke steeds meer pijnmedicatie nodig heeft. De kans is aanwezig dat dit het levenseinde enkele uren of dagen bespoedigt. Uit onderzoek blijkt dat een zieke vaak zelf aan een arts vraagt om de pijnbestrijding op te voeren. Een arts zal dan aangeven dat dit een vervroegde dood tot gevolg kan hebben. Hij kan dit – samen met de patiënt – zien als goede zorg. Meer informatie.
Afzien van een behandeling
Soms ziet men af van een verdere medische behandeling, of wordt een behandeling gestaakt. Een dergelijke beslissing kan invloed hebben op het moment van sterven. Dit gebeurt bij voorbeeld als de behandeling niet effectief of zinvol is, meer kwaad dan goed doet of een te groot risico
op bijwerkingen heeft. Ook kan het zijn dat de patiënt de behandeling weigert: hij ziet er zelf geen heil meer in, of vindt de behandeling te belastend. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om behandelingen waarbij vocht, voeding en/of antibiotica kunnen worden toegediend. Ook beslissingen over een eventuele opname op een intensive care-afdeling of het starten met kunstmatige beademing vallen hieronder. Deze situaties zijn vaak alleen aan de orde als het sterven sowieso al behoorlijk dichtbij is. Meer informatie.
Palliatieve sedatie
De optelsom van lichamelijke en/of geestelijke klachten kan in de laatste levensfase zo hoog zijn, dat het verlagen van iemands bewustzijn (‘sederen’) het enige is dat de situatie nog kan verlichten. Deze behandeling wordt palliatieve sedatie genoemd. Het wordt in principe volgens een glijdende schaal toegepast door de arts. Om het doel – kort gezegd: rust of ‘comfort’– te bereiken, kan licht of zwaar gesedeerd worden. De mate van bewustzijnsverlies is dus variabel, van gering tot volledig. Meestal gaat het in de praktijk om volledige sedatie, waarbij de zieke ‘in slaap’ wordt gebracht tot het overlijden. Meer informatie.
Stoppen met eten en drinken
Om het moment van sterven te bespoedigen, kunnen ernstig zieke mensen er bewust voor kiezen met eten en drinken te stoppen. De inname kan geleidelijk verminderd worden, maar er kan ook op één moment voor een totale stop gekozen worden. Door het lichaam vocht en voedsel te onthouden, gaat het lichaam de eigen, resterende voorraden aanspreken totdat het uitgedroogd is. Afhankelijk van de conditie, sterft een ernstig zieke doorgaans binnen één à twee weken. Als de stervende af en toe nog wat water drinkt, kan het iets langer duren. Meer informatie.
Euthanasie/hulp bij zelfdoding
Euthanasie is levensbeëindigend handelen door een arts, op verzoek van de zieke. De arts dient daarvoor een dodelijke combinatie van middelen toe (zogeheten euthanatica: een barbituraat om de patiënt in slaap te brengen en vervolgens een spierverslapper die voor de dood zorgt). De arts moet zich aan een aantal voorwaarden houden om straffeloos euthanasie te kunnen toepassen. De voorwaarden staan in de Euthanasiewet. De belangrijkste zijn:
– er is sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek
– er is sprake van een uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt, en er is geen redelijke andere oplossing voor de situatie
Zieken kunnen een arts ook om hulp bij zelfdoding vragen. Bij hulp bij zelfdoding gelden dezelfde voorwaarden als bij euthanasie. Het verschil met euthanasie zit ‘m in de uitvoering. Dient de arts bij euthanasie de dodelijke middelen toe, bij hulp bij zelfdoding doet de patiënt dat zelf. In de praktijk betekent dit vaak dat hij een drankje inneemt. Meer informatie.
Tekst: Rob Bruntink
N.B.
Artikelen op deze website kunt u gratis lezen. Een donatie voor de auteur is welkom. Dat kan hier.