De meeste Nederlanders die als gevolg van een (langdurende) ziekte overlijden, overlijden op een ‘gewone’, natuurlijke manier, zonder drastische ingrepen als euthanasie of palliatieve sedatie. Hoe ziet dat gewone, natuurlijke sterven eruit?
Wat er bij een gewoon, natuurlijk sterfbed precies gebeurt valt niet te voorspellen, maar er kan wel een algemeen beeld gegeven worden van de laatste levensdagen.
1. In het algemeen gesproken krijgen stervenden tegen het einde steeds meer klachten. Dat kunnen oude klachten zijn – gevolgen van de ziekte – die zich nu heviger manifesteren, maar het kunnen ook nieuwe verschijnselen zijn. Veelvoorkomende klachten in de laatste levensfase zijn: pijn, vermoeidheid, benauwdheid, onrust/verwardheid (delier), verstopping van de darmen (obstipatie) en misselijkheid/braken.
Tip: als de klachten de kwaliteit van leven sterk beïnvloeden en de reguliere zorgverleners weten ze niet of nauwelijks te verlichten, wijs hen dan op de mogelijkheid specialisten in te schakelen die bij een consultatieteam palliatieve zorg werken.
2. De behoefte aan eten en drinken neemt af naarmate het stervensmoment dichterbij komt. Het lichaam heeft dat simpelweg steeds minder nodig.
Tip: dring niet aan. Bedenk dat mensen niet of nauwelijks eten en drinken omdat ze stervende zijn, en niet andersom: dat ze stervende zijn omdát ze nauwelijks eten en drinken. Mensen vinden het vaak nog wel prettig als iemand de lippen af en toe nat maakt met wat water of ijs.
3. De lichamelijke toestand en het uithoudingsvermogen gaan naarmate de tijd vordert steeds verder achteruit. De zieke komt niet meer uit bed. De bloedsomloop wordt trager en beperkter; hierdoor voelen de uiterste punten van het lichaam, zoals de handen, voeten en neus, steeds kouder aan. In het algemeen wordt de huid vaak grauwer en bleker, en komen er paarsblauwe vlekken, onder meer op de onderbenen. Sommige mensen blijven tot het allerlaatste moment bij kennis, maar de kans is groot dat de zieke na verloop van tijd steeds vaker in slaap valt en/of in coma raakt.
4. Er kan een periode van onrust en verwardheid zijn; de zieke ziet dingen die er in feite niet zijn (‘hallucinatie’) of hij kan onrustig gaan plukken aan de lakens.
Tip: blijf nabij. ‘Er zijn’ hoeft niet te betekenen dat er iets gedáán moet worden. In rust aanwezig zijn is vaak waardevoller dan redderen en schipperen.
5. De kans is groot dat de zieke incontinent wordt, omdat de sluitspieren niet meer goed functioneren. Er is dan geen controle meer over de urine en ontlasting. Om dit op te vangen, bestaan speciale broekjes. Soms kan een urinekatheter een goede uitkomst zijn.
6. De organen laten het één voor één afweten. Dat proces kan heel kort duren (enkele uren), maar ook een aantal dagen. Vragen over hoe lang het sterven zal duren zijn daarom vrijwel niet met zekerheid te beantwoorden.
7. Het gehoor en zicht worden slechter. Toch kunnen veel stervenden nog heel lang horen dat er iets tegen hen gezegd wordt. Zij kunnen echter steeds moeilijker iets terugzeggen. Zij reageren dan bij voorbeeld met een kleine handbeweging of een beweging in het gezicht.
Tip: wees voorzichtig met de onderwerpen die je in de nabijheid van de stervende bespreekt. Ga ervan uit dat de stervende jou hoort. Spreek hem ook gerust (zachtjes) toe.
8. De reuk kan nog lange tijd goed functioneren.
Tip: wees als naaste (of als bezoek) terughoudend met zware parfums. Ook de geur van bloemen kan voor stervenden soms te zwaar zijn.
9. De ademhaling verandert. Deze wordt oppervlakkiger en onregelmatiger. De ademhaling kan soms volledig stil lijken te vallen. De tijd tussen de ene en de volgende ademteug wordt steeds langer. Het bewustzijn daalt, de zieke valt mogelijk in een diepe slaap of coma. Deze vorm van ademhaling heet Cheyne-Stokes. Door de hoorbare, reutelende ademhaling kunnen naasten denken dat de stervende een verbeten gevecht voert. De kans is echter groot dat er bij de stervende innerlijke rust heerst.
10. Uiteindelijk stoppen alle lichaamsfuncties: de ademhaling komt tot stilstand, het hart houdt op met kloppen, het bloed stroomt niet langer. De dood is ingetreden.
Voor de omgeving is het intreden van de dood bijna altijd plotseling en onverwacht, zelfs als het al langer heeft geduurd dan men had verwacht.
Wat gebeurt er nog meer?
Hoeveel we ook weten over het sterven, een deel van wat er op of rondom een sterfbed gebeurt, blijft een mysterie.
Soms is de geest klaar om te overlijden, maar het lichaam nog niet. De stervende vraagt zich misschien af ‘waarom God hem niet komt halen’. Soms geldt het andersom: dan is het lichaam op, maar lijkt de geest van de stervende toch nog aan het leven te hangen.
Er zijn veel verhalen bekend over mensen die hun stervensmoment lijken te kunnen uitstellen. Bij voorbeeld omdat zij nog een verjaardag van een (klein)kind willen meemaken. Of omdat zij willen wachten totdat die ene speciale persoon op bezoek is geweest. Maar er zijn ook verhalen bekend over mensen die juist op het moment sterven dat er niemand bij hen is. Dat kan met name voor degenen die lange tijd aan het bed hebben zitten waken erg vervelend zijn. Soms kan het bij die ervaring helpen als bedacht wordt dat deze wijze van sterven goed bij de stervende paste.
Stervenden lijken zich soms nog erg te hechten aan het leven. Zeggen dat iemand mag gaan, dat het leven mag worden losgelaten, kan dan helpen. Niet zelden lijkt het erop dat het nadrukkelijk ‘verlenen van toestemming’ van invloed is op het moment van sterven.
Tekst: Rob Bruntink