De hoeveelheid mogelijke gespreksonderwerpen in de laatste levensfase is immens groot. Vooropgesteld moet worden dat het gemoed luchten kán opluchten, en daarmee een wezenlijke, positieve bijdrage kan leveren aan de ervaren kwaliteit van leven. Maar: de ene mens is de andere niet. Er kunnen grote verschillen bestaan in de behoefte aan praten over het gemoed. Wie altijd een binnenvetter is geweest, zal in de laatste levensfase niet zomaar veranderen. Uit onderzoek is bekend dat de meest geliefde zorgverleners ruimte bieden over alles te praten, maar nooit aandringen. In de ruimte die geboden wordt, kunnen patiënten en naasten zichzelf zijn en zich veilig voelen. Dat is van groot belang. Het gevoel van veiligheid wordt vergroot als zorgverleners eerlijk en open zijn, en niet de indruk wekken informatie achter te houden of zich anders voor te doen dan ze zijn.
Veelvoorkomende gespreksonderwerpen zijn hoop, angst en de prognose.
Wanneer eenmaal duidelijk is geworden dat de ziekte ongeneeslijk is, verliest de patiënt veelal alle hoop. Herstel van die hoop is een belangrijk onderdeel in palliatieve zorgverlening. Het gaat daarbij niet meer om de hoop op genezing, want dat is een gepasseerd station. Door te aanvaarden dat genezing er niet meer in zit, is het mogelijk de hoop op andere zaken te richten. Waardig sterven bijvoorbeeld. Of: zo weinig mogelijk pijn; dagelijks een warm bad; het herstellen van door ruzie verwoeste familiebanden; het afronden van het leven en het klaar maken voor de dood. In de praktijk is dat vaak het mooie van hoop: het laat zich niet ontnemen, het past zich aan aan de nieuwe situatie.
In de laatste levensfase is er vaak sprake van angst. Angst om over de dood te praten, angst voor de manier waarop sterven gaat, angst voor ‘daarna’. Mensen hebben er soms allerlei gruwelijke beelden bij. Het is goed om daar helderheid over te geven en de feiten op een rij te zetten. Dit kan een geruststellende invloed hebben.
Begrijpelijkerwijs is de prognose een veel voorkomend gespreksonderwerp in de palliatieve fase. Patiënten stellen vaak de concrete vraag: ‘Hoe lang heb ik nog?’. Of het zijn de naasten die de vraag voorleggen. Zij verwachten dat artsen of verpleegkundigen daarop een antwoord kunnen geven. Dit is echter niet het geval. Over het algemeen is het niet mogelijk een goede voorspelling te doen over het moment van overlijden. Pas in de laatste 48 uur is het soms goed mogelijk de dood te zien naderen. Zorgverleners zullen dit ook eerlijk zeggen als de vraag naar de prognose gesteld wordt.
Hulpmiddelen
Voor zorgverleners die niet gewend zijn om over dit soort onderwerpen met patiënten te praten is het praktische boekje Levenseindegesprekken geschreven.
Mensen die op zoek zijn naar een hulpmiddel om over de laatste levensfase te praten, kunnen terecht bij Bureau MORBidee. In de webwinkel van dit Bureau zijn diverse gesprekshulpen te koop. Kijk anders op het overzicht op deze pagina.
N.B.
Artikelen op deze website kunt u gratis lezen. Een donatie voor de auteur (Rob Bruntink) is welkom. Dat kan hier.