‘Palliatieve zorg’ is geen bekend begrip onder Nederlanders. Waarom heet het zo? Daarvoor moeten we terug naar 1976. Of misschien wel naar het jaar 316.
De term ‘palliative care’ werd voor het eerst gebruikt door de Canadese arts Balfour Mount. Hij schreef in 1976 in een medisch tijdschrift een artikel over een speciale afdeling die hij in zijn ziekenhuis – het Royal Victoria Hospital in Montreal – had opgericht. Hij noemde hem: palliative care unit. Eerder in de jaren 70 had hij een bezoek gebracht aan het hospice van Dame Cicely Saunders, in Zuid-Londen. Daar had hij inspiratie opgedaan voor de unit.
Maar waarom het begrip ‘palliative’? Waarom ‘palliatief’? Een verklaring hiervoor gaat terug naar het jaar 316. In dat jaar wordt ene Martinus geboren in Hongarije, als zoon van een Romeinse militair. Al jong vertrekt hij met zijn ouders naar Pavia, in Italië. Hij ging er naar school en moest daarna in Gallië, het huidige Frankrijk, het leger in. De keizer had immers besloten dat alle zonen van militairen in dienst moesten. Martinus ging onder protest.
Uit die tijd stamt de legende waaraan palliatieve zorg haar naam dankt. Als soldaat kwam Martinus in Amiens tijdens een koude winter een halfnaakte bedelaar tegen. Martinus had echter geen geld maar wel een warme mantel (‘pallium’ in het Latijn). Hij sneed die met zijn zwaard doormidden en gaf de bedelaar de helft. Diezelfde avond verscheen hem Jezus, die hem vertelde dat hijzelf die bedelaar was geweest.
De mantel wordt als metafoor gezien voor de zorg die palliatieve hulpverleners aan ongeneeslijk zieken geven. Martinus gaf, door zijn mantel te delen, de boodschap af: ‘Ik kan je niet van je (geld)problemen afhelpen, maar ik kan er wel voor zorgen dat je je wat beter voelt.’ Hulpverleners in de palliatieve zorg geven eenzelfde soort boodschap af: ‘Ik kan je niet meer genezen, maar ik kan er wel voor zorgen dat je lijden zoveel mogelijk beperkt wordt.’ Zo ontstond ‘palliatieve zorg’: zorg die verlichting biedt.
De anekdote over de mantel is overigens ook direct het bekendste verhaal over Sint Martinus. Beelden en schilderijen van Martinus drukken vaak deze situatie uit. Intrigerend hierbij is overigens dat Martinus steevast als volwassene wordt afgebeeld, terwijl hij in feite kindsoldaat was. De geschiedschrijving vermeldt dat Martinus al op 15-jarige leeftijd het leger in moest.
Hij houdt het enkele jaren vol in het leger. Zijn rol als soldaat en zijn wens als christen te leven – Martinus had zich op 18-jarige leeftijd laten dopen, geheel tegen de zin van zijn ouders in – dwingen hem ontslag te nemen. Dit komt hem op een verwijt van lafheid te staan door keizer Julianus. Hij gaat naar Poitiers, waar hij leerling wordt van Poitiers’ bisschop Hilarius. Daar sticht hij in 360 het eerste Franse klooster ooit. Met enkele volgelingen leidt hij daar een sober leven, gekenmerkt door vasten en mediteren.
In 371 wordt hij benoemd tot bisschop van Tours. Het gebeurt enigszins tegen zijn zin in, want hij wil liever zijn monnikenleven leven. Hij ontkomt echter niet aan de bisschoppelijke verplichtingen en reist daardoor stad en land af. Overal waar hij komt sticht hij parochies. Op deze manier levert hij een bijdrage aan de kerstening van het platteland. Tijdens één van zijn reizen overlijdt Martinus: op 11 november 397.
Martinus werd al gauw heilig verklaard. In Frankrijk werd hij zelfs de nationale beschermheilige. Al tijdens zijn leven was Martinus in de hele christelijke wereld bekend. Aan Martinus worden tal van wonderen toegeschreven.
Het leven van Sint Martinus is beschreven door Sulpicius Severus. Deze schrijver bleef de hele Middeleeuwen door populair. Zijn boek werd door anderen als voorbeeld gebruikt en maakte Sint Martinus nog bekender.
Vanwege zijn liefdadigheid werd Sint Martinus onder andere vereerd als beschermheilige van de kinderen. Ook na de Middeleeuwen bleef hij deze rol vervullen. Daarom wordt op veel plaatsen op 11 november nog altijd snoep uitgedeeld aan kinderen, die met lampionnen lopen en Sint-Maartensliedjes zingen. Het Sint-Maartensfeest is het eerste feest van een serie ‘rol-omkeringsfeesten’. De 11e van de 11e is het begin van het carnavalsseizoen. De naamdag van Sint Maarten is de enige naast die van Sint Nicolaas die nog in Nederland gevierd wordt.
Behalve van kinderen is Martinus ook beschermheilige van bedelaars, paria’s, kleermakers, soldaten, wapensmeden, kleine middenstanders en wijnbouwers. Hij is tevens beschermheilige van Groningen en Utrecht. In beide steden zijn dan ook Sint-Martinuskerken te vinden (Martinitoren en de Dom: de twee hoogste van het land). In een hofje naast de Dom is het leven van Martinus in stenen tableaus afgebeeld. Tientallen dorpen en steden hebben een kerk die naar de Heilige Martinus is vernoemd. Andere vernoemingen zijn talrijk in de sfeer van schutterijen, scholen, verpleeghuizen, scoutingverenigingen en zangkoren. En uiteraard zijn er ook hospices die zo heten, waaronder in Didam en Mechelen. Daarmee is de cirkel rond.
N.B.
Artikelen op deze website kunt u gratis lezen. Een donatie voor de auteur (Rob Bruntink) is welkom. Dat kan hier.