In Nederland hebben ruim 1 miljoen mensen chronische nierschade (nierfalen). Bij ruim 16.000 mensen werken de nieren zo slecht dat ze afhankelijk zijn van een nierfunctievervangende therapie in de vorm van dialyse of een niertransplantatie. Palliatieve zorg voor nierpatiënten kan aan de orde zijn bij zowel patiënten die nierfunctievervangende therapie ondergaan, als bij patiënten die afzien van of stoppen met nierfunctievervangende therapie.
Zorgverleners gaan er vanuit dat palliatieve zorg voor mensen met nierfalen aan de orde is als de nierfunctie is gedaald naar 15% of minder. Palliatieve zorg bij eindstadium nierfalen omvat alle zorg die er op gericht is om de kwaliteit van leven van patiënten met eindstadium nierfalen te verbeteren of zo lang mogelijk te handhaven.
Palliatieve zorg bij patiënten met eindstadium nierfalen kan samengaan met:
– dialysezorg (in feite ziektegerichte palliatie)
– maximale conservatieve zorg bij patiënten die niet starten met dialyse, waarbij er meestal nog naar gestreefd wordt de resterende nierfunctie zo lang mogelijk te handhaven (een combinatie van ziektegerichte en symptoomgerichte palliatie)
– ondersteunende zorg bij patiënten die besloten hebben tot staken van dialyse (uitsluitend symptoomgerichte palliatie).
Patiënten met nierfalen hebben veelal verschillende symptomen die een specifieke behandeling vragen, zoals slaapstoornissen, pijn, benauwdheid, jeuk, restless legs, delier en depressie.
De mortaliteit van dialysepatiënten is hoog: de helft van de patiënten die tussen hun 45e en 65e levensjaar start met dialyseren, overlijdt binnen vijf jaar. Van de totale groep dialysepatiënten overlijdt jaarlijks ongeveer 1 op de 6 patiënten. In de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar is dit gemiddeld 1 op de 10 en dit loopt op tot gemiddeld 1 op de 4 patiënten in de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder.